Hier verschijnt iedere maand de overdenking uit NieuwsBRON, het kerkblad van onze gemeente.
September 2016 - ds. W. Lolkema
Tijd om op te staan! Handelingen 3: 1 t/m 10
Breeduit vertelt Lucas in het boek Handelingen over de concrete uitwerking van de komst van de Heilige Geest. De leerlingen zijn gezondenen geworden. Apostelen.
De wereld heeft in Handelingen 2 waarachtig op zijn kop gestaan. Maar de tempel staat er nog! Onverzettelijk. Een monument van vroomheid en van de juiste leer. Het is goed dat die leer er is, als een basis voor verdere ontwikkeling. Als die rechte leer maar niet verstikkend gaat worden.
De tempel staat waar–ie staat. En precies zo ligt daar die man. Elke dag. Verlamd.
Nooit heeft-ie een stap kunnen doen. Hij is voorwerp - misschien zelfs lijdend voorwerp - van goed-bedoelde zorg. Hij is ook beeld voor heel wat mensen die het moeilijk vinden om geestelijk of lichamelijk in beweging te komen.
Maar deze situatie kan nooit en te nimmer passen bij het Koninkrijk van God. Want als God iets wil met deze wereld en met de mensen, dan is het wel dit: mensen op hun voeten zetten. Opdat zij leven, voluit.
Daar is die man. Hij heeft niet eens een naam. Anoniem. Mister X. Elkerlyc. Alleman. NN.
Hij kan iedereen zijn. En juist daarom komt hij ook zo dicht bij ons. HIJ werd gedragen en ZIJ legden hem neer. Daar ligt hij, bij de Schone Poort. Tja, wat heet Schoon – met dat lijden, ook in sociale zin. En per dag ziet hij honderden, duizenden benen. Aalmoes, aalmoes, mag ik een aalmoes? Letterlijk vertaald uit het Grieks: mag ik een voorwerp van uw barmhartigheid? En regelmatig krijgt hij het.
Al wordt die barmhartigheid door de gevers lang niet altijd zo beleefd. Hier jo, een Euro, of vijftig cent. Je voelt het als voorbijganger nauwelijks in je portemonnee.
Een man zonder naam. Maar hij mag niet worden vergeten!
En op die ene dag, halverwege de middag, ligt hij er ook weer. Hij heeft vandaag al heel wat benen gezien. Het zal wel warm zijn, het beeld van degenen die langslopen begint wat te vervagen.. Droomt hij wat weg?…- slaperig…Mag ik een aalmoes?? – jazeker, hij zegt het nog wel…. en dan zegt een man: Kijk ons aan! Hé, die man…was die vroeger ook niet bij die Jezus?? Ene Petrus. Johannes… Kijk ons aan! Hier begint al genezing. Deze man mag iemand aankijken, dat wordt hem haast nooit gevraagd. En dat willen we toch allemaal? Gezien worden, als de mens die we zijn. In de ogen gekeken worden. En in zijn mooiste taal zegt Petrus: Zilver en geld staan mij niet ter beschikking. Maar wat ik heb, dat geef ik je in de Naam van Jezus: loop hier rond! Wandel.
Dit lijkt een innerlijke tegenspraak: er staat mij niets ter beschikking, maar ik HEB wel iets. Dus begrijp mij (Petrus, Johannes) goed: ik tover niet zomaar een wondertje uit mijn hoge hoed. Ik heb niet zomaar vijf soorten wonderen in voorraad en als ik knopje drie indruk gebeurt precies het goede wonder. Nee, zo werkt het niet in Gods Koninkrijk. Petrus en Johannes en Jezus zijn geen tovenaars. En als Petrus en Johannes ook maar iets voor deze naamloze man kunnen betekenen, dan kan dat alleen omdat God iets in hun handen legt. Iets wat ze dan zogenaamd ‘hebben’. Wat ze wel hebben en doen, dat hebben ze en doen ze zeer nadrukkelijk in de Naam van Jezus Christus, de Opgestane.
Want vanuit zichzelf staan ze met lege handen.
Petrus en Johannes spreken. Ze verkondigen: In de Naam van Jezus Christus: Wandel! Loop! Ze hebben niets in handen, maar ze kennen de Naam van Christus. Ze hebben met Hem geleefd. En het gebeurt. Het is….een Paasmoment. Volop. Een mens mag ontdekken dat morgen echt anders zal zijn dan vandaag. Een mens hoeft niet, hoeft nooit bij de pakken te gaan neerzitten.
Dat is Pasen. En om ervoor te zorgen dat wij dat nooit zullen vergeten wordt het Pinksteren.
Het is de Geest die ons dat steeds weer inprent. En dat is geweldig. Het vuur van het Pinksterfeest is in Handelingen haast onblusbaar. En we hebben dat vuur nodig, aan het begin van een nieuw kerkelijk seizoen. En tegelijkertijd weten we natuurlijk heel goed dat deze wereld nog steeds niet verlost is. Kijk alleen maar naar Aleppo en Raqqa. En naar...
Er gebeurt heel veel moois op de wereld, maar er is ook ontzaglijk veel verdriet. Diepe ellende. Wat is nodig? Hoe maak je een nieuw begin? Of liever gezegd: zijn mensen te veranderen?
Misschien wel, maar in sommige gevallen is het gemakkelijker om met één hand een paard op te tillen dan om een mens te veranderen.
De wereld veranderen – dat doe je niet op een achternamiddag. Maar je kunt er wel mee beginnen. Jijzelf. Zoals Petrus en Johannes begonnen, door heel eenvoudig te vertellen en te laten zien dat de Naam van Jezus Christus de enige is die redding biedt. Nico ter Linden schreef ooit: In onze kerk moet je doctorandus zijn om over de Timmerman uit Nazareth te mogen vertellen! Hij bedoelde dat nogal cynisch en ik voel wel aan wat hij bedoelt. In Handelingen 4 vinden we gewone en misschien zelfs ongeletterde mensen. Zou Petrus bijv. ooit schrijven hebben geleerd? Maar hij is van zeer grote waarde voor de verspreiding van het Evangelie. Wie maar wil - groot of klein, jong of oud - wie maar wil, kan zich laten gebruiken in het Koninkrijk van God.
Maar een kernwoord blijft: vrijmoedig. Vrij van gemoed. Zonder enig gevoel van schaamte. Vrijmoedig of met vrijmoedigheid - het komt meerdere keren voor in Handelingen. Het is zelfs het één na laatste woord in het Grieks van dit gehele bijbelboek. Zó kunnen wij allemaal beginnen, in vrijmoedigheid, om door het Evangelie van onze Heer de wereld een beetje te veranderen. Want er is Groot Nieuws te vertellen. En we hebben weer een heel kerkelijk seizoen voor ons om daar werk van te maken.
Twee mannen gingen in Handelingen 3 vers 1 naar de tempel voor hun gebed.
En een Rabbi kwam de kamer binnen waar zijn zoon ijverig zat te bidden. In de hoek van de kamer stond een wieg met een huilend kind. De Rabbi zei tegen zijn zoon: Hoor je niet dat jouw kind, mijn kleinzoon - huilt? Vader - zei de zoon - ik was in gebed verzonken!! Nee, zei de Rabbi. Als iemand bidt - hoe vroom ook - dan ziet hij zelfs de vlieg die op de muur kruipt.
W. Lolkema