Hier verschijnt iedere maand de overdenking uit NieuwsBRON, het kerkblad van onze gemeente.
April 2011 - ds. A. v. d. Beld
Een lied van bevrijding vlak voor de ondergang
‘Nadat ze de lofzang hadden gezongen,
vertrokken ze naar de Olijfberg…’ Matteus 26:30
Het staat er zo simpel en onopvallend: ze zongen nog een lied en vertrokken. Maar het is in zijn simpelheid een veelzeggende mededeling. In de eerste plaats wordt hier gesproken over Jezus die zingt. Voor zover ik weet is dat de enige plaats in het evangelie waar vermeld wordt dat Jezus zingt. Ongetwijfeld heeft Hij dat regelmatig gedaan. Hij was van huis uit vertrouwd met de Psalmen en zal in de synagoge en ook thuis ongetwijfeld deze liederen gezongen hebben. Maar nog meer bijzonder is wat er gezongen werd en ook het moment waarop het gebeurde.
Er wordt gesproken over ‘de lofzang’. Er wordt verondersteld dat de lezers van dit evangelieverhaal wel weten wat met die lofzang bedoeld wordt. Die eerste lezers waren namelijk joden die bekend waren met de gebruiken van hun volk. Voor hen heeft Matteus in eerste instantie zijn evangelie geschreven. Maar wij, latere, niet-joodse lezers zijn minder vertrouwd met alle tradities van het Jodendom. Het gaat hier om het laatste onderdeel van het paasmaal of sedermaal. De bevrijding uit Egypte is gevierd en de viering eindigt dan met het zingen van een aantal Psalmen: Psalm 113 t/m 118, de zogenaamde liederen Hallel. In dat woord Hallel herkennen wij ‘Hallelujah’, Loof de Heer. Met deze lofprijzings-psalmen dankt het volk Israël God voor de bevrijding uit Egypte.
In Psalm 114 wordt die ervaring van uittocht, doortocht en intocht op een poëtische manier beschreven. En ook Psalm 118 is een enthousiaste bevrijdingspsalm die wij vaak op ons christelijke Paasfeest zingen. Jezus en zijn leerlingen hadden dus net door hun lied de eeuwige God gedankt voor zijn bevrijding als ze vertrekken naar de Olijfberg. En we weten allemaal wat er daarna gebeurde: arrestatie, veroordeling, terechtstelling. Dat is wel een groot contrast. Je komt net van een feestelijke maaltijd en hebt God geloofd en dan komt in het donker van de avond de dreiging van de dood.
Maar je zou het ook anders kunnen uitleggen. Die Paasviering maakt duidelijk wat er gaat gebeuren en wat dat betekent. De dood en opwekking van Jezus zijn ook een ‘exodus-gebeuren’, een bevrijding uit het ‘diensthuis’ van de zonde. Het oude verhaal legt de gebeurtenissen die gaan komen uit. Dat hebben de discipelen niet allemaal gezien toen ze het meemaakten. Ze zijn het later gaan zien. En je vraagt je af hoe Jezus, onze Heer, dit alles doorgemaakt heeft. Hij heeft toch waarschijnlijk wel beseft wat er te gebeuren stond en dat maakte zijn zingen toch wel bijzonder.
Je kunt natuurlijk op verschillende manieren zingen. Zingen kan een expressie zijn van wat je beleeft. In Gethsemané had Jezus nog de woorden in het hoofd die Hij net had gezongen: ‘Toen de benauwdheid dreigend op mij viel en angsten voor het doodsrijk mij bekropen’ (Psalm 116). Het gaf zeker iets weer van zijn beleving. Maar zingen kan ook uiting zijn van verlangen en hoop. Je trekt je dan op aan deze oude woorden. Zo is Psalm 118 een wisselzang tussen de ene en de velen, waarin die ene begroet wordt als de rechtvaardige die mag leven. Jezus heeft zich waarschijnlijk herkend in die rechtvaardige die eerst afgekeurd werd en later een hoeksteen werd. Danken is ook gedenken: ‘Heer, u hebt eeuwen geleden ons volk bevrijd uit de slavernij, doe het ook nu.’ Loven is vooruitgrijpen: ook al is het heil nog geen feitelijke werkelijkheid, je vertrouwt wel dat God dat zal brengen.
Laten we zo in allerlei omstandigheden blijven zingen en lofprijzen. Laten we zo blijven grijpen naar die oude woorden van crisis en hoop, van Kyrie en Gloria. Jezus heeft het ons op weg naar Pasen voorgedaan.
Ds. Arend van de Beld