Hier verschijnt iedere maand de overdenking uit NieuwsBRON, het kerkblad van onze gemeente.
Februari 2012 - ds. A. van de Beld
Triomfantelijke taal
“Laten we God danken die ons door Jezus Christus,
onze Heer, de overwinning geeft…”
1 Corintiërs 15: 57
Het geloofsvertrouwen in God blijft iets mysterieus. Het is heel begrijpelijk dat velen dat niet zomaar kunnen vatten. Mysterieus, paradoxaal, onlogisch lijkend. Ik ben daar weer opnieuw bij bepaald tijdens de voorbereiding van de diensten in de week voor het gebed van de eenheid van de kerk die zowel in Krabbendijke als in Rilland gehouden zijn. Het thema was Winnen met gevouwen handen. Als ik zelf had moeten kiezen, had ik misschien eerder als thema genomen Strijden met gevouwen handen. Want winnen past niet zo bij het gevoel dat we vaak in de kerk van dit moment hebben. Achteruitgang, tekort aan ambtsdragers, financiële zorgen. We weten er allemaal van. En dan spreken over ‘winnen’ of zelfs over ‘overwinnen’. Eerder zou je dan moeten spreken van de strijd om te overleven en het vol te houden.
Toch is het een ‘bijbels geluid’ en als je het NT doorleest, dan stuit je voortdurend op dit soort woorden die ons wat triomfantelijk aandoen. En het viel me op dat je die vooral tegenkomt bij de apostel Paulus en in het boek Openbaring. Dat is niet vanzelfsprekend, want Paulus heeft niet bepaald een makkelijk leven gehad. Als er iemand heeft geleden ‘omwille van het Koninkrijk’ dan is hij het wel. En ook het boek Openbaring is niet bepaald een vrolijk boek. De schrijver, Johannes, is vanwege zijn geloof verbannen naar het eiland Patmos. Ook geen prettige ervaring. Beiden durven toch te spreken van overwinning. Is dat dan een soort vlucht uit de werkelijkheid? Is het een soort overschreeuwen van hun eigen onzekerheid en zwakheid? Nee, bepaald niet. Want beiden hebben het juist over de overwinning over het kwaad dat ze aan den lijve ervaren. Ze ervaren zelfs die bijzondere aanwezigheid van God te midden van het kwaad. Paulus zegt zelfs: “Omdat Christus mij kracht schenkt, schep ik vreugde in mijn zwakheid.” Waarop is deze levenshouding dan gebaseerd? Dat is de boodschap van de opstanding van Christus. De bijzondere weg die Christus is gegaan en die ook niet bepaald triomfantelijk was - gestorven als een misdadiger - loopt uit op nieuw leven. Dat is de basis voor de vernieuwing van heel deze wereld, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde.
Die verwachting hebben Paulus en Johannes, en door hen vele anderen, als bijzondere ‘draagkracht’ ervaren. Te midden van grote moeiten waren ze hoopvol. In zware situaties ervaarden ze juist een bijzondere nabijheid van hun opgestane Heer. Ze hadden geleerd in de juiste houding in dit soort situaties te leven. Hoe deden ze dat dan? Wat was hun geheim? Paulus noemt dat zelf: strijden met geestelijke wapenen. Hij beschrijft zelfs in een van zijn brieven een uitvoerige wapenrusting (Efeziërs 6). Een belangrijk onderdeel van die wapenrusting is het gebed. Vechten dus met gevouwen handen. Dat klinkt ons vreemd in de oren, maar het is wel de weg die ook Jezus is gegaan. Het is een strijd in nauwe verbondenheid met God in de hemel en vanuit de principes van Zijn Koninkrijk. Zo bezig zijn geeft aan je bestaan een geweldig perspectief: het gevoel aan de ‘winnende kant’ te staan.
En het is niet alleen maar toekomstmuziek. Paulus heeft zelf ervaren dat er nu, terwijl het Koninkrijk nog niet ten volle aangebroken is, terwijl we nog in een onvolmaakte wereld leven, terwijl we nog strijdende kerk zijn, al iets kunnen ervaren van die vernieuwing. Met gevouwen handen valt er nu soms al iets te ‘winnen’. En zo eindigt hij het hoofdstuk waaruit de bovenstaande tekst is genomen, met de aansporing om ‘standvastig en onwankelbaar te zijn’ en ons altijd ‘volledig voor het werk van de Heer in te zetten’. Als je ontmoedigd bent, het even niet ziet zitten, denk dan aan Pasen. Door die overwinning over de dood en de vruchteloosheid is onze inspanning niet voor niets, ook al zie je dat niet op elk moment. Ik hoop dat deze gedurfde woorden van Paulus en Johannes ons mogen helpen om het gebrek aan hoop en verwachting dat er nogal eens is ten aanzien van het bezig zijn in de kerk te doorbreken.
Ds. Arend van de Beld